e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Klimmen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kopen gelden: gelle (Klimmen), gélle (Klimmen) koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)] III-3-1
koperen mijnlamp koperen lamp: kuǝpǝrǝ lamp (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]) Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242] II-5
kopergeld kopergeld: kôôpergeld (Klimmen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  koeëpergeld (Klimmen, ... ), rood geld: rôôd geld (Klimmen) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] || koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)] III-3-1
koperwiek rode lijster: rôêlīēster (Klimmen) koperwiek (21 lijkt op zanglijster [019], maar met rossige plek op zij en vleugel; alleen op trek en s winters, meestal in grote troepen; roep schril [srieieieie]; zachte zang [N 09 (1961)] III-4-1
kophout kophout: kǫphǫwt (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]) Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.] II-5
kopje tas: tas (Klimmen) een kop koffie [SGV (1914)] III-2-1
kopjeduikelen kuitelebuits slaan: kouteleboutsj sjlao (Klimmen), Hoofd en handen op de grond, daarna omslaan en op de rug terecht komen.  kouteleboutsj sjlao (Klimmen), kuitselebuits slaan: Hoofd en handen op de grond, daarna omslaan en op de rug terecht komen.  koutsjeleboutsj sjlao (Klimmen) Een buiteling maken, hoofd en handen op de grond, daarna omslaag en op de rug terecht komen. || Een buiteling maken. III-3-2
kopnet kopnet: kǫpnęt (Klimmen) Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a] I-10
koppel koppel: ’n koppel (Klimmen) Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)] III-3-2
koppelen koppelen: koppele (Klimmen), paren: pare (Klimmen) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)] III-2-2, III-3-2