21411 |
kopen |
gelden:
gelle (Q111p Klimmen),
gélle (Q111p Klimmen)
|
koopen [SGV (1914)] || kopen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-3-1
|
28230 |
koperen mijnlamp |
koperen lamp:
kuǝpǝrǝ lamp (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Uit koper, volgens Lochtman (pag. 47) ook uit messing vervaardigde benzinelamp. In de Nederlandse mijnen was de koperen lamp een onderscheidingsteken dat door iedereen die opzichter of hoger was, werd gedragen. In de mijnen van Zwartberg en Waterschei kon men volgens de invuller uit L 417 aan de koperen mijnlamp de ingenieurs herkennen. Naast de controle op mijngas was de koperen mijnlamp, aldus een respondent uit Q 113, ook nodig toen men nog met het kompas de richting moest aangeven. Een ijzeren lamp zou het kompas laten afwijken van het noorden. [N 95, 262a; N 95, 262b; N 95, 129; monogr.; N 95, 242]
II-5
|
21644 |
kopergeld |
kopergeld:
kôôpergeld (Q111p Klimmen),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
koeëpergeld (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
rood geld:
rôôd geld (Q111p Klimmen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] || koperen of bronzen geldstukken [rode loop?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24193 |
koperwiek |
rode lijster:
rôêlīēster (Q111p Klimmen)
|
koperwiek (21 lijkt op zanglijster [019], maar met rossige plek op zij en vleugel; alleen op trek en s winters, meestal in grote troepen; roep schril [srieieieie]; zachte zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27922 |
kophout |
kophout:
kǫphǫwt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Eisden])
|
Een stijl met daarop een plankje of een stuk halfhout. Het geheel kan worden gebruikt als voorlopige ondersteuning in een kerf. Zie de semantische toelichting van de lemmata Inkerven en Kerf. [N 95, 492; N 95, 330; monogr.]
II-5
|
19582 |
kopje |
tas:
tas (Q111p Klimmen)
|
een kop koffie [SGV (1914)]
III-2-1
|
22740 |
kopjeduikelen |
kuitelebuits slaan:
kouteleboutsj sjlao (Q111p Klimmen),
Hoofd en handen op de grond, daarna omslaan en op de rug terecht komen.
kouteleboutsj sjlao (Q111p Klimmen),
kuitselebuits slaan:
Hoofd en handen op de grond, daarna omslaan en op de rug terecht komen.
koutsjeleboutsj sjlao (Q111p Klimmen)
|
Een buiteling maken, hoofd en handen op de grond, daarna omslaag en op de rug terecht komen. || Een buiteling maken.
III-3-2
|
33987 |
kopnet |
kopnet:
kǫpnęt (Q111p Klimmen)
|
Vliegennet dat alleen over het hoofd van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83a]
I-10
|
21944 |
koppel |
koppel:
’n koppel (Q111p Klimmen)
|
Wat is de dialectbenaming voor: een paar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20368 |
koppelen |
koppelen:
koppele (Q111p Klimmen),
paren:
pare (Q111p Klimmen)
|
koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] || Wat is de dialectbenaming voor: het bij elkaar zetten van duivers (doffers) en duivinnen? [N 93 (1983)]
III-2-2, III-3-2
|