27868 |
krans, afslagmijnen |
kopschoten:
kopšyǝt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
krans:
krans (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
kransschoten:
kransšyǝt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
vloerschoten:
vlūršyǝt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
zijschoten:
zijšyǝt (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836]
II-5
|
24045 |
kransen |
een dennenkrans maken:
dennekrens make vuer e preesterfieës (Q111p Klimmen),
een krans maken:
ein krans make (Q111p Klimmen),
enne krans van dennegreun make vuër n preesterfiës (Q111p Klimmen)
|
Een krans van dennegroen maken voor een priesterfeest [krensen]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezèt (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)] || krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
31339 |
kraspen |
kratspen:
kratspɛn (Q111p Klimmen)
|
In het algemeen een werktuig waarmee de metaalbewerker de afmetingen van een werkstuk op het plaatmateriaal aftekent. Het bestaat doorgaans uit een spitse stalen of koperen stift die soms in een houten heft gevat kan zijn. Zie ook afb. 71. [N 33, 245; N 64, 82a; N 64, 82c; monogr.]
II-11
|
25034 |
krassen |
kratsen:
kratse (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
kretsen:
kretse (Q111p Klimmen),
scherpen:
sjierpe (Q111p Klimmen),
schrabben:
sjrabbe (Q111p Klimmen)
|
het geluid geven van een scherp voorwerp dat over een hard oppervlak schraapt [skratsen, krassen, kratsen] [N 91 (1982)] || krassen [SGV (1914)] || krassen van een zaag (enz.)
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
krêf (Q111p Klimmen)
|
kreeft [SGV (1914)]
III-2-3
|
24954 |
kreek, stilstaand water |
slond:
sjlònt (Q111p Klimmen)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24339 |
krekel |
krekel:
kreiekel (Q111p Klimmen)
|
krekel [SGV (1914)]
III-4-2
|
18107 |
krentenbaard |
krappen:
krappe (Q111p Klimmen)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
krintemik (Q111p Klimmen),
krentenweg:
krintewèk (Q111p Klimmen)
|
krentenbrood [SGV (1914)]
III-2-3
|