34149 |
niet bevrucht |
leeg:
lē̜x (Q111p Klimmen)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
de kruppel inhebben:
± WLD
haet der kröppel in (Q111p Klimmen),
geen zin hebben:
± WLD
höbbe genne zin (Q111p Klimmen),
niet wassen:
#NAME?
’t wis neet (Q111p Klimmen)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
slag:
šlāx (Q111p Klimmen)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
21654 |
niet gunnen |
inhouden:
i-gehawwe (Q111p Klimmen)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18801 |
niet helder van geest |
lok in de kop:
lòch in d⁄r kop (Q111p Klimmen)
|
niet helder van geest, zwak van geest [dutselachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18220 |
niet passen |
niet passen:
neet passe (Q111p Klimmen)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
niet proper:
niet praoper (Q111p Klimmen),
nog niet proper:
nog neet praoper (Q111p Klimmen)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18921 |
nietsnut |
niksnut:
⁄ne nieksnöt (Q111p Klimmen)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
jong licht:
joonk leech (Q111p Klimmen),
jooɛ̄nk leech (Q111p Klimmen),
jónk leech (Q111p Klimmen),
nieuw licht:
nuu-jt leech (Q111p Klimmen)
|
maan [donkere ~] [SGV (1914)] || schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
Nüjjaor (Q111p Klimmen),
Vgl. pag. 53: jelukzieëlig (... nuijoar): gelukzalig (... nieuwjaar).
nui-joar (Q111p Klimmen),
nieuwjaarsdag:
nujaarsdaag (Q111p Klimmen)
|
1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] || Nieuwjaar.
III-3-2
|