31705 |
beslagbijl |
beslaanbijl:
bǝšlǭnbīlǝ (Q111p Klimmen),
bijl:
bīl (Q111p Klimmen)
|
Korte, brede bijl met een vouw, waarvan het huis niet in het midden van het vlak van de bijl ligt, maar enigszins zijdelings, zodat een van de twee zijden van het blad geheel plat is. Met de beslagbijl kan men zuiver in de lengterichting langs een boomstam slaan. Zie ook afb. 5. De beslagbijl wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De houtzager gebruikt hem bijvoorbeeld om stammen vierkant te hakken en de wagenmaker om uit ruw hout bestaande onderdelen als spaken, rongen en naven hun eerste vorm te geven. [N 50, 18a; N 75, 114e; N G, 41; N G, 42a, add.; N 53, 89a, add.; monogr.]
II-12
|
31614 |
beslaghamer, hoefhamer |
hoefsmidhamer:
hōfšmethāmǝr (Q111p Klimmen)
|
Klauwhamer met vierkante of ronde baan, waarmee hoefnagels worden ingeslagen. De klauw van de hamer wordt gebruikt om nagels die in een verkeerde richting gaan, weer terug te trekken. Een hoefnagel verkeerd in de hoef slaan, werd in L 424 ɛvernagelenɛ (varnē9gala) genoemd. Zie ook afb. 231.' [N 33, 61; monogr.]
II-11
|
19285 |
beslissen |
slechten:
sjlichte (Q111p Klimmen)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23937 |
besloten tijd |
advent (<lat.):
advent (Q111p Klimmen),
besloten tijd:
beslote tiet (Q111p Klimmen),
gesloten tijd:
dr gesjlaote tied (Q111p Klimmen),
vasten:
vaste (Q111p Klimmen)
|
De periode waarin er zonder speciale toestemming niet kerkelijk getrouwd kon worden, namelijk in de Advent en in de Vasten (gesloten tijd, besloten tijd). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30659 |
besnijkwast |
besnijkwast:
bǝšni.kwas (Q111p Klimmen)
|
Kwast die gebruikt wordt bij het besnijden, het strijken van verf langs de grens van een oppervlak dat niet, of niet met dezelfde verf, bedekt moet worden. In L 265 werden de besnijkwasten gebruikt om sponningen en stopverfkanten te lakken. [N 67, 45a]
II-9
|
21673 |
besteden |
besteden:
besjtae (Q111p Klimmen)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
besteken:
Men zei ook `väöl gelök op d`r namesdaag`.
besjtèke (Q111p Klimmen),
schenken:
sjinke (Q111p Klimmen)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)] || kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1, III-3-2
|
22700 |
besteken: gelukwensen |
feliciteren:
feliciteere (Q111p Klimmen)
|
Het gelukwensen en een geschenk aanbieden op verjaardag/naamfeest [bestèke]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
23507 |
bestelde mis |
bestelde dienst:
besjtelde deens (Q111p Klimmen),
bestelde mis:
besjtelde mès (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
besjtèlde mès (Q111p Klimmen),
mis voor de parochie:
mès vuër de parochie (Q111p Klimmen)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)] || Een mis die gelezen wordt op verzoek van de gelovigen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
besjtumme (Q111p Klimmen)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|