19977 |
rammelaar |
rabbeltje:
rebbelke (Q111p Klimmen),
NB rabbele: rammelen met een rammelaar.
rebbelke (Q111p Klimmen)
|
Het speeltuig voor heel jonge kinderen, dat bestaat uit een holle bol met een handvat waarin zich één of meer losse balletjes bevinden [rammelaar, rammel, klater]. [N 88 (1982)] || Rammelaar.
III-3-2
|
20295 |
rammelen |
rabbelen:
rabbele (Q111p Klimmen),
rakelen:
raochele (Q111p Klimmen),
rammelen:
rammele (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
een onwelluidende, trillende klank voortbrengen, gezegd van loszittende voorwerpen die in beweging gebracht worden [rammelen, rotelen] [N 91 (1982)] || rammelen met een rammelaar
III-2-2, III-4-4
|
34631 |
rammelkar |
hoddelskar:
hodǝlskar (Q111p Klimmen),
schokkelkar:
šokǝlkar (Q111p Klimmen
[(kipbare kar die los op de berries ligt)]
)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
21980 |
rampvlucht |
rampvlucht:
’n rampvlöch (Q111p Klimmen)
|
een vlucht waar er weinig van terugkomen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32680 |
ramskop |
grindelhaken:
greŋǝlhøę̄k (Q111p Klimmen)
|
De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d]
I-1
|
18413 |
rand van een hoed |
boord:
baord (Q111p Klimmen),
luif:
luif (Q111p Klimmen),
luifel:
luifel (Q111p Klimmen)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
27713 |
rangeerterrein |
rangeerterrein:
ranžērtǝręjn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma])
|
Plaats waar de kolentreinen worden samengevoegd of gesplitst. [N 95, 23]
II-5
|
24626 |
rank |
rank:
rank (Q111p Klimmen),
#NAME?
rank (Q111p Klimmen),
Veldeke
’ne rank (Q111p Klimmen),
reng (mv.):
reng (Q111p Klimmen),
Veldeke mv.
reng (Q111p Klimmen),
± WLD mv
réng (Q111p Klimmen)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33827 |
rank paard |
luxe paard:
løks pē̜rt (Q111p Klimmen),
smalbetser:
šmalbɛtsǝr (Q111p Klimmen)
|
Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l]
I-9
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (Q111p Klimmen),
räng (Q111p Klimmen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|