30576 |
schilderskiel |
kiel:
kēl (Q111p Klimmen),
lange witte kiel:
laŋǝ wetǝ kēl (Q111p Klimmen)
|
Lange, witte kiel die vroeger tijdens de schilderwerkzaamheden door de schilder werd gedragen. [N 67, 100a; monogr.]
II-9
|
30572 |
schildersknecht |
knecht:
knɛx (Q111p Klimmen),
meesterknecht:
męjstǝrknɛx (Q111p Klimmen),
voorman:
vyǝrman (Q111p Klimmen)
|
[N 67, 99b; monogr.]
II-9
|
30575 |
schilderswerkplaats |
verfwinkel:
vɛrǝfweŋkǝl (Q111p Klimmen),
werkplaats:
werǝkplātš (Q111p Klimmen),
winkel:
weŋkǝl (Q111p Klimmen)
|
De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f]
II-9
|
25070 |
schilfer |
schilfer:
sjillever (Q111p Klimmen),
⁄ne sjilfer (Q111p Klimmen)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31156 |
schilfermes |
schalmmes:
šalǝmmɛts (Q111p Klimmen)
|
Mes in houten handgreep waarmee men het leer afschilfert. Zie afb. 70. [N 36, 41]
II-10
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
schilmets:
sjelmèts (Q111p Klimmen),
schilmetsje:
sjèlmetske (Q111p Klimmen)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
šømǝl (Q111p Klimmen),
voesschimmel:
vusšømǝl (Q111p Klimmen)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
24491 |
schimmel (plantje) |
schimmel:
sjummel (Q111p Klimmen)
|
schimmel (plant) [SGV (1914)]
III-4-3
|
21440 |
schimpen |
schampen:
sjampe (Q111p Klimmen)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21244 |
schip |
schip:
sjeiep (Q111p Klimmen),
šiəp (Q111p Klimmen)
|
schip [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|