21272 |
stad |
stad:
sjtad (Q111p Klimmen),
štat (Q111p Klimmen)
|
stad [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
21749 |
stadsomroeper |
omroeper:
d’r òmreuper (Q111p Klimmen),
omreuper (Q111p Klimmen),
omroper (Q111p Klimmen)
|
de persoon die in een stad of dorp gemeentelijke berichtgeving mondeling bekend maakt [stadsomroeper, belleman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23591 |
staf van de suisse |
hellebaard:
hellebaard (Q111p Klimmen)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28377 |
stal |
stal:
šta.l (Q111p Klimmen)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
halsband:
hāu̯s˱bant (Q111p Klimmen),
halterstrang:
haltǝrštraŋk (Q111p Klimmen)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
27551 |
stalen neuzen in mijnschoenen |
stalen nazen:
štǭlǝ nāzǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Willem-Sophia])
|
Versteviging van de mijnschoen op de punt. Wanneer de stalen neus ontbreekt of loszit, voldoet de schoen niet meer aan de eisen. [N 95, 884; monogr.]
II-5
|
31858 |
stalen schaaf |
amerikaander:
amērikāndǝr (Q111p Klimmen)
|
Een uit staal vervaardigde schaaf. Zie ook afb. 51. De stalen schaaf vervangt in toenemende mate de traditionele houten schaaf. Stanley in de woordtypen stanleyschaaf en stanley is een merknaam. [N 53, 79a-b]
II-12
|
29967 |
stalen steigerverbinding |
klem:
klɛm (Q111p Klimmen)
|
U-vormige stalen beugel met plaat waarmee de verschillende delen van een houten steiger met elkaar worden verbonden. Op de beide uiteinden van beugel is schroefdraad aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2e; monogr.]
II-9
|
19593 |
stallamp |
lucht:
luch (Q111p Klimmen),
stallantaarn
luch (Q111p Klimmen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19548 |
stallantaarn |
stallucht:
stallantaarn
stalluch (Q111p Klimmen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|