28220 |
veiligheidslamp |
benzinlamp:
bęnzīnlamp (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale, Wilhelmina])
|
Benzinemijnlamp, werd vroeger gebruikt voor de verlichting ondergronds. Tegenwoordig dient hij om te controleren of er mijngas op het werkpunt aanwezig is. De benzinelamp berust op de ontdekking van de Engelse natuurkundige Davy. Deze stelde vast, dat een gasvlam niet door een stuk fijn gaas sloeg, wanneer hij dit gaas boven de vlam hield; zelfs niet wanneer er mijngas boven dit gaas aanwezig was. Een benzinelamp kan dus tijdelijk in een mengsel van lucht en mijngas branden, zonder dat dit mengsel ontstoken wordt (Handb. H. pag. 17). Op de mijn Maurits maakten volgens de invuller uit Q 15 de schiethouwer en de meesterhouwer gebruik van de veiligheidslamp, terwijl de dienstdoende opzichter in het bezit was van een koperen veiligheidslamp (zie het lemma Koperen Mijnlamp). [N 95, 242; N 95, 263; monogr.; Vwo 112; Vwo 717]
II-5
|
28086 |
veiligheidspal van de stijlentrekker |
pal:
pal (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma]),
veiligheidspal:
veiligheidspal (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Wilhelmina])
|
De veiligheidspal verhindert dat het huis kan terugschieten wanneer met de stijlentrekker gewerkt wordt. [N 95, 594]
II-5
|
27840 |
veiligheidsspringstof |
veiligheidsspringstof:
veiligheidsspringstof (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Julia])
|
Springstof waarvan, in tegenstelling tot bijvoorbeeld dynamiet, de ontploffingstemperatuur zo laag is dat eventueel plotseling ontsnappend mijngas daardoor niet ontstoken kan worden. Wat betreft het woordtype "s.g.p." (L 417, Q 3), afkorting van Sécurité, Grisou, Poussières, deze term wordt gebruikt voor een soort springstof die met name in de buurt van koollagen wordt toegepast (Defoin pag. 138). [N 95, 417; N 95, 419; monogr.]
II-5
|
27776 |
veiligheidsvloer |
veiligheidsbeun:
vęjlexhęjtsbȳn (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Vloer samengesteld uit op het bovenste raam van een in aanleg zijnde opbraak naast elkaar gelegde balken. Het boorwerk en het aanbrengen van de opbraakramen wordt verricht vanaf de veiligheidsvloer. Bovendien wordt onder de veiligheidsvloer, op de werkvloer, beschutting gezocht tijdens het schieten (Defoin pag. 127). De "schietbeun" (Q 21 , Q 121c) bestond uit schuinstaande ijzeren stijlen, die werden opgevuld met dikke houten planken balken van 14 x 14 cm. [N 95, 371; N 95, 416; monogr.; Vwo 118; Vwo 816; Vwo 817]
II-5
|
34244 |
vel op gekookte melk |
vel:
vęl (Q111p Klimmen)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
20943 |
vel op melk |
vel:
vél (Q111p Klimmen)
|
velletje van melk [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
24919 |
veld, open land |
landerijen:
lénderie-jje (Q111p Klimmen),
open veld:
⁄t aope veld (Q111p Klimmen),
veld:
i gevèld (Q111p Klimmen),
vèld (Q111p Klimmen),
⁄t veld (Q111p Klimmen),
velder (mv.):
vèlder (Q111p Klimmen)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33281 |
veldbonen |
dikke bonen:
dekǝ [bonen] (Q111p Klimmen),
duivebonen:
duvǝ[bonen] (Q111p Klimmen),
paardsbonen:
pē̜š[bonen] (Q111p Klimmen),
snijbonen:
šnī[bonen] (Q111p Klimmen),
stekkenbonen:
štɛkǝ[bonen] (Q111p Klimmen),
struikbonen:
štrūk[bonen] (Q111p Klimmen),
veldbonen:
vɛlt[bonen] (Q111p Klimmen),
witte bonen:
wetǝ [bonen] (Q111p Klimmen)
|
Phaseolus L. Gevraagd is naar bonen die op de akker worden geteeld, maar in de antwoorden zijn ook bonensoorten te vinden die zeker in de moestuin thuishoren zoals tuinbonen (Vicia faba L.). Zodoende bestaat dit lemma eerder uit een opsomming van de namen van bonensoorten die men zoal kent, dan uit een strikt onomasiologisch artikel. Opmerkingen van zegslieden: bij duivebonen: "klein soort tuinbonen"; bij soepbonen: "voor de winterdag"; bij kniebonen: "soort paardeboon"; bij aardmannetjes: "soort struikbonen"; bij zoete bonen: "voor het vee"; bij bittere bonen: "voor de mest"; bij wollen wantjes: "ze worden tesamen met peultjes gegeten". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (-bonen) zie het tweede deel van het lemma Boon, Algemeen. [N P, 23a en 23b; monogr.]
I-5
|
21742 |
veldfles |
veldfles:
veldflesj (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
een fles die men op mars meeneemt om er onderweg uit te kunnen drinken [veldfles, bobbelke] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23494 |
veldkruis |
kruis:
kruuts (Q111p Klimmen),
veldkruis:
e veldkrüts (Q111p Klimmen),
veldkruuts (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Een kruisbeeld in het veld, langs de openbare weg opgericht [veldkruis, devotiekruis?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|