id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24555 | verwelkt | verslakt: #NAME? versjlak (Klimmen), Veldeke versjlakt (Klimmen), versloeierd: ± WLD versjloejjerd (Klimmen) | Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)] III-4-3 |
20304 | verwend kindje | bedorven poet: ⁄ne bedorve poet (Klimmen) | een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)] III-2-2 |
21795 | verwensen | verwensen: verwinsje (Klimmen) | iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)] III-3-1 |
29642 | verzakt spoor ophogen | ophogen: ǫphyǝgǝ (Klimmen) | [N 98, 57; monogr.] II-8 |
21665 | verzetten | verzetten: (= verkoop trachten tegen te houden). verzette (Klimmen) | Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)] III-3-1 |
21806 | verzoek | verzoek: e verzeuk (Klimmen) | het vragen iets te willen doen, verzoek [bede] [N 85 (1981)] III-3-1 |
30026 | verzopen kalk | broei: brø̜j (Klimmen), verzopen: vǝrzǭpǝ (Klimmen) | Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.] II-9 |
30014 | verzopen mortel | te nat: tǝ nāt (Klimmen), te slap: tǝ šlap (Klimmen), te week: tǝ węjk (Klimmen), zeiketig: zęjkǝtex (Klimmen) | Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.] II-9 |
27621 | verzuimdienst | bommelschicht: bumǝlšix (Klimmen [(Oranje-Nassau I / III / IV)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Het zonder voorkennis, verlof of andere geldige redenen van het werk wegblijven. Dit willekeurig verzuim heeft na drie achtereenvolgende keren in de meeste gevallen ontslag op staande voet tot gevolg (Van der Maar). [N 95, 915; N 95, 916; monogr.; Vwo 57; Vwo 149; Vwo 822; div.] II-5 |
18931 | verzuimen | verzuimen: verzoeme (Klimmen) | nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)] III-1-4 |