17937 |
vlug lopen |
batteren:
battere (Q111p Klimmen),
hard en krossend lopen
battere (Q111p Klimmen),
bijzen:
(Snel lopen, hoofdzakelijk gebruikt bij vee)
bīēze (Q111p Klimmen),
jatsen:
jatse (Q111p Klimmen),
klabatteren:
hard enlossend lopen
klabattere (Q111p Klimmen),
rennen:
renne (Q111p Klimmen),
rènne (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
snoeren:
sjnäöre (Q111p Klimmen),
hard lopen, hard vliegen, snorren
sjnäöre (Q111p Klimmen),
vegen:
vaege (Q111p Klimmen),
vetsen:
vétse (Q111p Klimmen)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
allez:
alɛ (Q111p Klimmen),
allez-hup:
alē høp (Q111p Klimmen),
ju-ju:
jø̜ jø̜ (Q111p Klimmen)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|
33867 |
vocht afscheiden |
lekelen:
lē̜kǝlǝ (Q111p Klimmen),
vemen:
vē̜mǝ (Q111p Klimmen)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) krekelen aan de demen:
krīǝkǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Q111p Klimmen
[(identiek met kegels)]
),
(ze heeft) tippelen aan de demen:
tipǝlǝ ān dǝ dēmǝ (Q111p Klimmen)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|
18217 |
vod |
lommel:
lommel (Q111p Klimmen),
lŏŏmmel (Q111p Klimmen),
lŏŏmmele (Q111p Klimmen),
lómmel (Q111p Klimmen),
vod:
fod (Q111p Klimmen),
fodde (Q111p Klimmen)
|
versleten stuk doek of stof [vod, bul, tod, slet] [N 86 (1981)] || vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
lommelenkerel:
lommellekael (Q111p Klimmen),
lŏŏmmelekêl (Q111p Klimmen),
lommelenkramer:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
loemmele-krieëmer (Q111p Klimmen),
voddenman:
foddeman (Q111p Klimmen)
|
koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || voddenkoopman [SGV (1914)]
III-3-1
|
22064 |
voederbak |
voederbak:
d’r voorbak (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de graanbak (waar de verschillend mengsels in worden bewaard)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22063 |
voederbeurt |
voederen, het -:
vore (Q111p Klimmen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een voederbeurt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33229 |
voederbieten |
kroten:
krūǝtǝ (Q111p Klimmen),
krǭǝtǝ (Q111p Klimmen),
voerkroten:
vōrkrōǝtǝ (Q111p Klimmen),
vōrkrūǝtǝ (Q111p Klimmen)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
21958 |
voederen |
voederen:
vore (Q111p Klimmen),
voeren:
vōrǝ (Q111p Klimmen)
|
Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.] || Hoe heet verder in Uw dialect: de duiven een voederbeurt geven? [N 93 (1983)]
I-11, III-3-2
|