31570 |
vuurvast vulmiddel |
leem:
le̜jm (Q111p Klimmen)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor de diverse materialen waarmee de smid de voorstukken van kachels kan opvullen om ze tegen verbranden te vrijwaren. Chamotte is een mengsel van fijngemalen scherven dat vaak aan de klei wordt toegevoegd om deze beter geschikt te maken voor hoge temperaturen. Zie voor het woordtype chamottestenen ook het lemma ɛvuurvaste stenenɛ in WLD ii.8, pag. 70. Asbest is een vezelachtige, onbrandbare stof die in de vorm van platen ook als warmte-isolatie wordt gebruikt.' [N 33, 314]
II-11
|
30004 |
vuurvaste mortel |
chamotte:
šǝmǫt (Q111p Klimmen),
chamottespijs:
šamǫt[spijs] (Q111p Klimmen),
šǝmǫt[spijs] (Q111p Klimmen)
|
Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c]
II-9
|
29814 |
vuurvaste stenen |
chamottebrikken:
šǝmǫt˱brekǝ (Q111p Klimmen),
chamottestenen:
šamǫtštęjn (Q111p Klimmen),
vuurvaste stenen:
vȳrvastǝ štęjn (Q111p Klimmen)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
25125 |
waaienx |
huilen:
hule (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
waaien:
wejje (Q111p Klimmen),
weɛ̄jje (Q111p Klimmen),
wéjje (Q111p Klimmen),
⁄t wejde (Q111p Klimmen),
⁄t weɛ̄jde (Q111p Klimmen),
aafwejje = afwaaien
wejje (Q111p Klimmen)
|
het waaide [SGV (1914)] || huilen, van de wind || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
20126 |
waaks |
waaks:
Veldeke
waaks (Q111p Klimmen)
|
Hoe noemt u goed, ijverig waken, gezegd van een hond (gewarig, waaks, waakzaam) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
enne daalder (Q111p Klimmen),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
’nen daalder (Q111p Klimmen)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21615 |
waarde van 6 stuiver |
krentje:
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
e krentje (Q111p Klimmen),
plaket (<fr.):
Van Dale: plaket (<Fr.), 3. oude Zuidned. zilveren munt.
’n plakkèt (Q111p Klimmen),
shilling (eng.):
sjilling (Q111p Klimmen)
|
waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18860 |
waarderen |
waarderen:
waardére (Q111p Klimmen)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
schreeuwen:
sjrîêwe (Q111p Klimmen),
waarschuwen:
waarsjuje (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
waarsjuwe (Q111p Klimmen)
|
het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)] || het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)] || waarschuwen [SGV (1914)]
III-3-1, III-4-1
|
21589 |
wacht |
kazernewacht:
kazernewach (Q111p Klimmen),
schilderen:
Van Dale: II. schilderen, 1. op schildwacht staan; -2. de wacht houden, wachten op en neer lopen.
sjildere (Q111p Klimmen),
wacht:
wach (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|