30657 |
witkwast |
witkwast:
wetkwas (Q111p Klimmen)
|
Rechthoekige borstel om muren of zolderingen te witten of in lijmverf te schilderen. [N 67, 44a; monogr.]
II-9
|
33479 |
witte aalbes |
witte miemelen:
mv: -e
witte miemele (Q111p Klimmen)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24521 |
witte abeel |
belboom:
#NAME?
bĕlbouwm (Q111p Klimmen)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23669 |
witte donderdag |
goede dondersdag:
Gowen Dónnesdig (Q111p Klimmen),
witte donderdag:
witte donderdig (Q111p Klimmen),
witte dondersdag:
Witten Dónnesdig (Q111p Klimmen)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fluitekieës (Q111p Klimmen),
fluiterd:
fluitert (Q111p Klimmen),
fluitərt (Q111p Klimmen)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štęi̯n[klee] (Q111p Klimmen),
wilde klee:
wel [klee] (Q111p Klimmen)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kabots:
kaboetsj (Q111p Klimmen),
kabuits:
kaboetsj (Q111p Klimmen),
kappes:
kappes (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen),
wit moes:
wit moos (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
zuurmoes:
wit moos ingemaakt
zoermoos (Q111p Klimmen)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenneke (Q111p Klimmen),
akkermentje (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
kwikstaartje:
kwiksjtertje (Q111p Klimmen),
langstaartje:
lanksjtertje (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
wit kwikstaartje:
wit kwiksjtèrtje (Q111p Klimmen)
|
kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18656 |
witte muts met linten |
slaapmuts:
sjlaopmötsj (Q111p Klimmen)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33913 |
witte vlekken |
wild haar:
welt hǭr (Q111p Klimmen)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|