18804 |
zich bedenken |
zich bedenken:
zich bedinke (Q111p Klimmen)
|
van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemŭjje (Q111p Klimmen)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(zich) vangen:
vaŋǝ (Q111p Klimmen)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|
19004 |
zich gedragen |
zich goed gedragen:
zich good gedrage (Q111p Klimmen)
|
zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17938 |
zich haasten |
vooruitmaken:
veroetmake (Q111p Klimmen),
zich spoeden:
os sjpowwe (Q111p Klimmen),
zich touwen:
WNT: touwen (I), B): Zich haasten, spoeden.
os towwe (Q111p Klimmen)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
zich ĭbille (Q111p Klimmen)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
18864 |
zich kwaad maken |
giftig worden:
gieftig waere (Q111p Klimmen),
zich kwaad maken:
zich kaod make (Q111p Klimmen)
|
zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
zich aangeven:
zich aagéve (Q111p Klimmen),
zich aangaeve biej pesjtoër (Q111p Klimmen),
zich inschrijven:
zich laote insjrieve (Q111p Klimmen)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
wrede:
vrīǝ (Q111p Klimmen)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) ombruien:
ombrȳi̯ǝ (Q111p Klimmen
[(bruien: vallen)]
),
(zich) trullen:
trø̜lǝ (Q111p Klimmen),
(zich) wentelen:
wenšǝlǝ (Q111p Klimmen)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|