21625 |
zilveren één frank |
frank:
enne frang (Q111p Klimmen)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21624 |
zilvergeld |
zilvergeld:
zilvergeld (Q111p Klimmen),
Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).
zilvergeld (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] || zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33602 |
zilveruitje |
sint-jansun:
St. Jansun (Q111p Klimmen)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
24401 |
zilvervisje |
boekenworm:
bookewörm (Q111p Klimmen)
|
zilvervisje: Hoe heet het zilverkleurige glanzende insect dat in huis op donkere, vochtige plaatsen voorkomt en leeft van papier, enz. Het is heel snel en lijkt zich voort te bewegen als een vis in het water (--, suikergast, boekworm). [N100 (1997)]
III-4-2
|
18816 |
zin (lust) |
zin:
zin (Q111p Klimmen)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
proper:
praoper (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
fluiten:
fluite (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen),
piepen:
piepe (Q111p Klimmen),
roepen:
rope (Q111p Klimmen),
scherwettelen:
sjerwettele (Q111p Klimmen),
sjielpen:
sjielpe (Q111p Klimmen),
sjierpen:
sjierpe (Q111p Klimmen),
slaan:
sjlao (Q111p Klimmen),
sjlaon (Q111p Klimmen),
zingen:
zinge (Q111p Klimmen)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || kwinkeleren || piepen || sjilpen || Zingen.
III-3-2, III-4-1
|
23502 |
zingende mis |
gezongen mis:
gezonge mès (Q111p Klimmen),
zingmis:
zingmès (Q111p Klimmen, ...
Q111p Klimmen)
|
Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27974 |
zinken |
zenken:
zɛŋkǝ (Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Domaniale])
|
Een opgepofte vloer bijwerken en lager maken om op deze wijze de mijngang weer op hoogte te brengen. Volgens de invuller uit Q 15 hoefde men in dat geval de ondersteuning van de galerij niet te vernieuwen. [N 95, 389; N 95, 903; monogr.; Vwo 75; Vwo 541; Vwo 650; Vwo 870]
II-5
|
30769 |
zinknagels |
asfaltnagelen:
asfaltnē̜gǝl (Q111p Klimmen),
tinnageltjes:
tennē̜gǝlkǝs (Q111p Klimmen)
|
De doorgaans vertinde, spijkers waarmee de behangjute op het latwerk wordt vastgezet. [N 67, 98d]
II-9
|