21951 |
(eieren) leggen |
(eieren) leggen:
heeft geleet (K359p Koersel)
|
Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19086 |
(iets) zich niet aantrekken |
niet in ure kop steken:
mot och da niè in oure kop stièken (K359p Koersel)
|
Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
22004 |
(ijzeren) kapsule |
potje:
puetekke (K359p Koersel)
|
de ring in een ijzeren kapsule stoppen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21955 |
(melk) voederen |
voederen:
voeieren (K359p Koersel)
|
Hoe heet verder: het opgeven van die melk aan de jongen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17967 |
(met) het hoofd stoten |
stoten:
stutə (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
tokken:
tokə (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
ferme stapels:
feͅrəm stapəls heͅmn (K359p Koersel),
feͅrəm stāpəls heͅmn (K359p Koersel)
|
benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22494 |
(overige) kaartspelen |
een boom zetten:
een boom zetten (K359p Koersel)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17990 |
(persoon met) bleek, flets gezicht |
witbek:
wit bek (K359p Koersel)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
17863 |
(zich) bukken |
krom duwen:
kromp duən (K359p Koersel),
kroͅmp duwn (K359p Koersel)
|
bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22455 |
21-jan |
fakkeltocht:
fakkeltocht (K359p Koersel)
|
21 januari. [N 88 (1982)]
III-3-2
|