e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
(eieren) leggen (eieren) leggen: heeft geleet (Koersel) Hoe heet verder: eieren leggen? [N 93 (1983)] III-3-2
(iets) zich niet aantrekken niet in ure kop steken: mot och da niè in oure kop stièken (Koersel) Ge moet u dat niet aantrekken [ZND 32 (1939)] III-1-4
(ijzeren) kapsule potje: puetekke (Koersel) de ring in een ijzeren kapsule stoppen? [N 93 (1983)] III-3-2
(melk) voederen voederen: voeieren (Koersel) Hoe heet verder: het opgeven van die melk aan de jongen? [N 93 (1983)] III-3-2
(met) het hoofd stoten stoten: stutə (Koersel, ... ), tokken: tokə (Koersel, ... ) stoten: het hoofd stoten (kinderwoord) [boetse, zijn eige boetse] [N 10 (1961)] || stoten: met het hoofd stoten [boetse, erges teege boetse] [N 10 (1961)] III-1-2
(met) stevige benen ferme stapels: feͅrəm stapəls heͅmn (Koersel), feͅrəm stāpəls heͅmn (Koersel) benen: met stevige benen [hij is gestapeleerd] [N 10 (1961)] III-1-1
(overige) kaartspelen een boom zetten: een boom zetten (Koersel) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
(persoon met) bleek, flets gezicht witbek: wit bek (Koersel) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] III-1-2
(zich) bukken krom duwen: kromp duən (Koersel), kroͅmp duwn (Koersel) bukken, zich bukken [bukke, bokke] [N 10 (1961)] III-1-2
21-jan fakkeltocht: fakkeltocht (Koersel) 21 januari. [N 88 (1982)] III-3-2