30530 |
leien dak |
dak van schalies:
dāk ˲van sxawlis (K359p Koersel)
|
Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.]
II-9
|
27280 |
leisteen |
jurasteen:
žøreastin (K359p Koersel),
žørešstin (K359p Koersel)
|
Vast, hard, natuurlijk gesteente, in het algemeen van laagvormige of schilferige structuur en meestal grijs of grijsblauw van kleur. Het wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal en voor dakbedekkingen. Zie ook het lemma 'Daklei'. De woordtypen jurasteen, jura en solnhofer verwijzen naar de winplaatsen van deze steensoorten, respectievelijk het Juragebergte en het plaatsje Solnhofen in Beieren (Duitsland). [N 30, 55g;]
II-9
|
17643 |
lende |
lee:
də lē (K359p Koersel),
pijn inne leeën (K359p Koersel)
|
ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33786 |
lendenen en kuil |
miltkuil(en):
melkø̜i̯lǝ (K359p Koersel)
|
Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c]
I-9
|
17558 |
lenig |
zwak:
zwak (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
lenig [zwak, gezwak] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24895 |
lente, voorjaar |
lente:
lente (K359p Koersel)
|
lente [ZND 30 (1939)]
III-4-4
|
18955 |
lepe, doortrapte kerel |
leperd:
lepert (K359p Koersel),
vagebond:
vagebond (K359p Koersel)
|
doortrapte kerel [ZND 30 (1939)]
III-1-4
|
19553 |
lepel |
lepel:
lepel (K359p Koersel)
|
Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|
19125 |
leugen |
leugen:
da is èn leugen (K359p Koersel),
ən løgə (K359p Koersel)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || een leugen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
19383 |
leunstoel |
leunstoel:
lø̄nstoͅu̯əl (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
lø̄nstul (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
een leuningstoel [ZND 30 (1939)] || leuningstoel [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|