29920 |
metselaar |
metser:
mę ̞tsǝr (K359p Koersel)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metsen:
mɛtsǝ (K359p Koersel)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29942 |
metselkoord |
metskoord:
mɛtskōr (K359p Koersel)
|
Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
gele zand:
giē̜lǝ zant (K359p Koersel),
helchterse:
hɛlǝxtǝrsǝ (K359p Koersel),
lommelzand:
lomǝlzant (K359p Koersel
[(wit)]
),
papzand:
pap˲zant (K359p Koersel),
rijnzand:
rē̜ǝnzant (K359p Koersel),
zand:
zant (K359p Koersel)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
Piet, gef madame eͅs e schoe heͅnneke (K359p Koersel),
Piet, géft madame es e schoen henneke (K359p Koersel)
|
Piet (Arie), geef madame nu eens een schoon handje [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
janken:
ja.ŋkə (K359p Koersel)
|
miauwen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
midàch (K359p Koersel),
s achternoens:
⁄s achternoens (K359p Koersel)
|
in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
noenslaap:
zn.
noenslaop (K359p Koersel)
|
Hoe noemt ge het wanneer iemand s middags wat gaat slapen ? [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
20573 |
middagmaal |
middag, de -:
middag (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
middageten:
medāg ētə (K359p Koersel)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: middag [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21979 |
middellangeafstandsvlucht |
halve fond:
halve fond (K359p Koersel)
|
middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|