30010 |
mortelschop |
betonschup:
bǝtonsxøp (K359p Koersel),
troffel:
trøfǝl (K359p Koersel)
|
Brede, platte schop die wordt gebruikt voor het aanmaken van mortel. Vgl. afb. 20. Zie voor het woordtype 'troffel' en de samenstellingen met 'troffel' ook het lemma 'Graanschop', 'Schepschop' in wld I.4, pag. 146/147. [N 30, 41b; monogr.]
II-9
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (K359p Koersel)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
ook in ZND 31, 038
mot (K359p Koersel)
|
mot [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
mutø͂ͅr (K359p Koersel)
|
motor [RND]
III-3-1
|
18264 |
mouw |
mouw:
mouw (K359p Koersel),
mouw, mouwke (K359p Koersel),
twi:ə mouwen (K359p Koersel)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
33767 |
muil |
bakkes:
bakǝs (K359p Koersel)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
snuitband:
snø̜̄t˱bá.nt (K359p Koersel)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
33066 |
muilband, bovenste band van de schoof |
kleine band:
klɛ̄nǝ [band] (K359p Koersel)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|
20122 |
muizen |
muizen:
muizə (K359p Koersel)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
18418 |
muts: algemeen |
pots:
Voor kl. jongen (alpino).
po.ts (K359p Koersel)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|