e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oorring oorbel: e paar oerbelle (Koersel), een paar oerbellen (Koersel), ə paor oerbelle (Koersel), ə powwər oewərbellen (Koersel), oorbelletje: e paar oerbellekes (Koersel), oerbellekes (Koersel), ə poar oewerbelle-əs (Koersel), ə power oewerbellə(k)əs (Koersel), oorring: ə poər ureŋən (Koersel) een paar oorringen [ZND 40 (1942)] III-1-3
oorworm oorworm: fon. var. van "oorworm"niet overgenomen  oorworm (Koersel) oorworm [ZND 34 (1940)] III-4-2
op bedevaart gaan bedeweg doen: beeweg doen (Koersel) We gaan een bedevaart doen. [ZND 21 (1936)] III-3-3
op de jaloersheid spelen jaloezie: zjalouzie (Koersel) Bij gepaarde duiven spelen op de jaloersheid door bij de duivin een andere doffer te plaatsen dan de partner (de beul)? [N 93 (1983)] III-3-2
op de loop gaan lopen gaan: loəpe gon (Koersel), op de loop gaan: oppe loep guin (Koersel) op de loop gaan [ZND 30 (1939)] III-1-2
op de tenen lopen op zijn tenen lopen: oͅp zən tīn lupn (Koersel, ... ) lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)] III-1-2
op een hoop gooien in een hoop gieten: en ǝn hūp gęi̯tǝ (Koersel) Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.] I-5
op een sukkeldrafje lopen op het gemakje gaan: ǫp t ˲gǝmakskǝ gø̜n (Koersel), taffelen: tafəln (Koersel), tafələ (Koersel, ... ) [N 8, 81a, 81d en 83]lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)] I-9, III-1-2
op het gevoel van ouderschap spelen op een jongen: op ne jonge (Koersel) Bij gepaarde duiven met jongen spelen op het gevoel van ouderschap, op het verlangen om de jongen terug te zien? [N 93 (1983)] III-3-2
op heukelingen zetten, zwelen heukelen: hø̄.kǝlǝ (Koersel) Het bijeenwerken van de langwerpige heuveltjes tot de kleinste soort hopen: heukelingen of heukels. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de heukeling, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''heukeling''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''heukeling''. In dit en in de volgende lemma''s komen het woordtype opper en de afleidingen daarvan, zoals opperen, voor. Het type kent een achttal mogelijke typevarianten die onderling geen voorkeursvolgorde hebben: opper, upper, oppel, uppel, hopper, hupper, hoppel, huppel. In dit en in de volgende lemma''s zijn de vormen met en zonder begin-h als aparte woordtypen behandeld; de andere vormen staan steeds in dezelfde volgorde. De kaarten 39, 41 en 43, respectievelijk "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 40, 42 en 44: "heukeling", "hoop" en "opper". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 103; JG 1a, 1a, 1c; monogr.] I-3