e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuitbol beschuitbol: Syst. Frings  məsxø͂ͅi̯t˂boͅl (Koersel) Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
beschuitdeeg beschuitdeeg: bǝsxø̜̄tdex (Koersel) [N 29, 58] II-1
beschuitmes gewoon mes: gewoon mes (Koersel) Mes dat gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b] II-1
beschuitpap beschuitenmelk: Syst. Frings  məsxø͂ͅu̯təmɛlk (Koersel) Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)] III-2-3
besjes aan de aardappelplant goetsappels: gutsapǝls (Koersel), goetsbollen: gutsbǫlǝ (Koersel) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
besteken besteken: bestèke (Koersel, ... ), schenken: sxeͅŋkə (Koersel) Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)] || schenken [ZND A1 (1940sq)] III-3-1, III-3-2
beteuterd voor de kop gelopen: veur den kop geloepen (Koersel), ook materiaal znd 32, 67  veur de kop geloepen (Koersel) beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)] III-1-4
beton beton: bǝton (Koersel) Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.] II-9
beton storten vullen: vølǝ (Koersel) De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c] II-9
betonhouw hark: harǝk (Koersel) Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.] II-9