e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
recht uit de richting van de losplaats aankomen juist uit kot: zjust ut kot (Koersel) Hoe zegt men: het aankomen van de duif: recht uit de richting van de losplaats? [N 93 (1983)] III-3-2
recht vooruitstoten met de armen duwen: doͅuwə (Koersel), doͅwə (Koersel) stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)] III-1-2
rechte, vormeloze benen reigerspoten: reͅigərsputn (Koersel, ... ) benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)] III-1-1
rechterkant van het paard uiterhandse kant: ø̜̄i̯tǝr(h)antsǝ kant (Koersel) Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10] I-9
rechtstaande oren steekoren: stejəkurn (Koersel, ... ) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
reeks, rij rij: rij (Koersel), rijj (Koersel) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
refrein refrein: refrein (Koersel) Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)] III-3-2
regen (alg.) regen: den regen (Koersel), ne règer (Koersel) regen [ZND 23 (1937)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: (twar zu gut asekər dat so) riegənə (Koersel), (⁄ twar zoe goēd as zeker, dat ⁄t zo) rēgenen (Koersel), reəgələ (Koersel), reəgərə (Koersel) regenen [ZND A1 (1940sq)] || Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)] III-4-4
regenpijp regenbuis: rēgǝnbø̜jš (Koersel), rēgǝrbø̜js (Koersel) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9