17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wørəvəl (K359p Koersel),
wøͅrəvəl (K359p Koersel)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
vliegenkleed:
[vliegenkleed] (K359p Koersel)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
rugriem (K359p Koersel)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
21936 |
ruien |
ruiven:
uitgeroven (K359p Koersel),
uitgeroven (volt.deelw.):
uitgeroven (K359p Koersel)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32578 |
ruige mest |
ruw mest:
rǫu̯. [mest] (K359p Koersel)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
rieken:
rekke (K359p Koersel),
rekn (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
rikken (K359p Koersel)
|
rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || ruiken [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
mangelen:
mangelen (K359p Koersel, ...
K359p Koersel),
Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.
maŋələ (K359p Koersel)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)] || Mangelen. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
33750 |
ruin |
ruin:
rø̜i̯n (K359p Koersel)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
21937 |
ruitijd |
ruitijd:
de ruitijd (K359p Koersel)
|
Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
bocht:
boog (K359p Koersel),
horzel:
hoͅrzəl (K359p Koersel)
|
horzel [ZND 27 (1938)] || insect III [Goossens 1b (1960)]
III-4-2
|