24249 |
spreeuw |
spreeuw:
sprīēf (K359p Koersel)
|
spreeuw [ZND 43 (1943)]
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
klappen:
nie herdop klappen (K359p Koersel),
stil klappe (K359p Koersel)
|
Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17818 |
springen |
springen:
springen (K359p Koersel)
|
springen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34055 |
springstier |
var:
vē̜r (K359p Koersel)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
17591 |
sproeten |
sproeten:
sprut (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17819 |
staan |
staan:
styn (K359p Koersel)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
stɛrt (K359p Koersel),
stɛt (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-12, I-9
|
22008 |
staartprijs |
staartprijs:
stert prijs (K359p Koersel)
|
een duif die bij de laatste winnaars geklasseerd is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
stɛtlē̜r (K359p Koersel)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stat (K359p Koersel)
|
stad [RND]
III-3-1
|