30596 |
verf |
verf:
vęrǝf (K359p Koersel)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
30735 |
verflaag |
laag verf:
luax ˲vɛrǝf (K359p Koersel)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfrommele (K359p Koersel)
|
(papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
24614 |
vergeet-mij-nietje |
lievevrouwebloemetje:
lievevroublumkes (K359p Koersel),
vergeet-me-nietje:
vergeet-me-nietje (K359p Koersel)
|
vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)]
III-4-3
|
19597 |
vergiet |
zij:
zɛɛi (K359p Koersel)
|
vergiet, doorslag [ZND 45 (1946)]
III-2-1
|
18002 |
verkleumd |
bevroren:
bəvrorə vanə kā (K359p Koersel, ...
K359p Koersel)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
(het heeft de) streng:
(mv)
strɛŋǝ (K359p Koersel),
verkoud:
ich zèn verkaat (K359p Koersel)
|
Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
I-9, III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
gè zult ne kaa pakke (K359p Koersel)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
22434 |
versieren (met bloemen) |
sieren:
sieren (K359p Koersel)
|
Met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18226 |
versleten |
versleten:
versleten (K359p Koersel)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|