e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
watervoor gracht: gráxt (Koersel) Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.] I-1
weddenschap wedding: wɛdiŋ (Koersel) weddenschap [RND] III-3-2
wedstrijdduif reisduif: Opm. afkomstig van "relsduif".  reisduif (Koersel) Hoe heet de duif of duivesoort die voor het spel gebruikt wordt? [N 93 (1983)] III-3-2
weduwschapsspel weduwschap: weduwschap (Koersel), wijvenaar: wevenaar (Koersel) Bij gepaarde duiven, even voor het inkorven, wordt aan de in te korven duif de partner getoond (weduwschapspel)? [N 93 (1983)] || Hoe heet dit spel als de duivin thuis blijft? [N 93 (1983)] III-3-2
weduwschapsspel met duivin wijfduivin: weevduivin (Koersel) Hoe heet dit spel als de doffer thuis blijft? [N 93 (1983)] III-3-2
weegtoestel pemmer: pɛmǝr (Koersel), waag: wǫǝx (Koersel) Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e] II-1
week in de muil week van bakkes: wīk van bakǝs (Koersel) Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f] I-9
weer genezen weer gedaan: wier gedun (Koersel) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weerborstel weerstruif: wērstrof (Koersel), wērstroͅf (Koersel) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichtx weerlicht: weerlicht (Koersel) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4