20637 |
boterham |
boterham:
botəram (K359p Koersel),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boterram (K359p Koersel),
snee:
Syst. Frings
snē (K359p Koersel),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
snee (K359p Koersel)
|
boterham [ZND 32 (1939)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || Moeder! Mag ik een boterham [ZND 45 (1946)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
boo:
Syst. Frings
bō (K359p Koersel),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
bo (K359p Koersel),
hamp-kamp:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
hamp-kamp (K359p Koersel),
kamp:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
kamp (K359p Koersel)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
boterham mee kaas:
Syst. Frings
bōtəram me kɛ̄i̯əs (K359p Koersel)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham mee vet:
Syst. Frings
bōtəram me vɛt (K359p Koersel)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
wit en zwart tegeneen:
Syst. Frings
wet˂ eͅn zwart tēgənīn (K359p Koersel)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34248 |
boterkuip |
boterkuip:
boterkuip (K359p Koersel)
|
Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c]
I-11
|
32948 |
botteriken |
botteriken:
bǫtǝrekǝ (K359p Koersel)
|
De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.]
I-3
|
29961 |
bouwemmer |
emer:
ēmǝr (K359p Koersel)
|
Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.]
II-9
|
33644 |
bouwland |
akker:
akǝr (K359p Koersel),
labeurgrond:
labø̄rgront (K359p Koersel),
veld:
fɛ̄.lt (K359p Koersel),
vę.lt (K359p Koersel),
vęlt (K359p Koersel),
vɛlt (K359p Koersel)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
33798 |
bovenbeen |
bovenpoot:
bōvǝpūt (K359p Koersel)
|
Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3]
I-9
|