e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterham boterham: botəram (Koersel), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  boterram (Koersel), snee: Syst. Frings  snē (Koersel), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  snee (Koersel) boterham [ZND 32 (1939)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || Moeder! Mag ik een boterham [ZND 45 (1946)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham (kinderwoord) boo: Syst. Frings  bō (Koersel), verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  bo (Koersel), hamp-kamp: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  hamp-kamp (Koersel), kamp: verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9  kamp (Koersel) Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)] III-2-3
boterham met kaas boterham mee kaas: Syst. Frings  bōtəram me kɛ̄i̯əs (Koersel) Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham met vet boterham mee vet: Syst. Frings  bōtəram me vɛt (Koersel) Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterham van wit en zwart brood wit en zwart tegeneen: Syst. Frings  wet˂ eͅn zwart tēgənīn (Koersel) Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)] III-2-3
boterkuip boterkuip: boterkuip (Koersel) Houten kuipje waarin de boeren de boter wassen. [JG 1c, 2c] I-11
botteriken botteriken: bǫtǝrekǝ (Koersel) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
bouwemmer emer: ēmǝr (Koersel) Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.] II-9
bouwland akker: akǝr (Koersel), labeurgrond: labø̄rgront (Koersel), veld: fɛ̄.lt (Koersel), vę.lt (Koersel), vęlt (Koersel), vɛlt (Koersel) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bovenbeen bovenpoot: bōvǝpūt (Koersel) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9