id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21909 | duif uit het laatste nest van het jaar | nestpinner: nestpenner (Koersel) | Hoe heet een duif uit het laatste nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21908 | duif uit het tweede nest van het jaar | zomerjongen: zomerjonge (Koersel) | Hoe heet een duif uit het tweede nest van het jaar? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21932 | duif zeer donker met weinig kleurschakeringen | zwarte, een -: ne zwarte (Koersel) | Hoe noemt men een duif zeer donker met weinig kleurschakeringen (zwart)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
22787 | duiken | duikelen: ui zoals in franse un int wōtter duikelen (Koersel), duiken: in t waoter dauke (Koersel) | In het water duiken. [ZND 33 (1940)] III-3-2 |
17666 | duim | duim: doum (Koersel), doͅum (Koersel), doͅy(3)m (Koersel), doͅym (Koersel) | duim [N 10 (1961)] || een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)] III-1-1 |
23225 | duivel | duivel: dyvəl (Koersel) | Een duivel. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3 |
21992 | duiven inkorven | inkorven: inkorven (Koersel) | Hoe heet het in de reismand stoppen van de duif in het duivelokaal? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21971 | duiven inzetten | prijsduiven: prijsduiven (Koersel) | Hoe heet het inzetten van duiven in wedstrijden? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21965 | duivenhok | duivenkot: duivenkot (Koersel), dòu:vəkō:t (Koersel), dǫu̯vǝkōt (Koersel) | Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2 |
21993 | duivenklok | constateur (fr.): constateur (Koersel) | de klok van de speler? [N 93 (1983)] III-3-2 |