| 21909 |
duif uit het laatste nest van het jaar |
nestpinner:
nestpenner (K359p Koersel)
|
Hoe heet een duif uit het laatste nest van het jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21908 |
duif uit het tweede nest van het jaar |
zomerjongen:
zomerjonge (K359p Koersel)
|
Hoe heet een duif uit het tweede nest van het jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21932 |
duif zeer donker met weinig kleurschakeringen |
zwarte, een -:
ne zwarte (K359p Koersel)
|
Hoe noemt men een duif zeer donker met weinig kleurschakeringen (zwart)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 22787 |
duiken |
duikelen:
ui zoals in franse un
int wōtter duikelen (K359p Koersel),
duiken:
in t waoter dauke (K359p Koersel)
|
In het water duiken. [ZND 33 (1940)]
III-3-2
|
| 17666 |
duim |
duim:
doum (K359p Koersel),
doͅum (K359p Koersel),
doͅy(3)m (K359p Koersel),
doͅym (K359p Koersel)
|
duim [N 10 (1961)] || een duim [ZND A2 (1940sq)] || een duim, (duimen) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
| 23225 |
duivel |
duivel:
dyvəl (K359p Koersel)
|
Een duivel. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
| 21992 |
duiven inkorven |
inkorven:
inkorven (K359p Koersel)
|
Hoe heet het in de reismand stoppen van de duif in het duivelokaal? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21971 |
duiven inzetten |
prijsduiven:
prijsduiven (K359p Koersel)
|
Hoe heet het inzetten van duiven in wedstrijden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 21965 |
duivenhok |
duivenkot:
duivenkot (K359p Koersel),
dòu:vəkō:t (K359p Koersel),
dǫu̯vǝkōt (K359p Koersel)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
| 21993 |
duivenklok |
constateur (fr.):
constateur (K359p Koersel)
|
de klok van de speler? [N 93 (1983)]
III-3-2
|