e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koersel

Overzicht

Gevonden: 2642
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heilige, zalige heilige: nen heilige (Koersel) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
heizeis vlagzeissie: flagzē̜si (Koersel) Zeis of een soort hak waarmee men hei maait of zoden hakt. In de regel heeft de heizeis √©√©n handvat. [JG 1a, 1b] I-8
heizode heivlag: (mv)  hē̜flagn (Koersel) Afgestoken stuk hei. [N 14, 77b; N 14, 77c; N 27, 39h; N 27, 39g; N 18, add.; N 11, add.; S 46; A 39, 15a; A 39, 15b; R 3, 98; L 8, 123; L B2, 274; AGV, k6; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei gaard: gār (Koersel) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
helpen helpen: hə:lpə (Koersel) helpen [ZND A1 (1940sq)] III-1-4
hemel hemel: he.jməl (Koersel), hēməl (Koersel) hemel [RND] || Hemel. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
hen met kuikens prok: prok (Koersel), prokhen: prokhen (Koersel) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengsel hengel: hengel (Koersel) hengsel [ZND 43 (1943)] III-2-1
hengst hengst: hęŋst (Koersel) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstebit beugelgebit: bø̄gǝlgǝbēt (Koersel) Bit met een beugel in plaats van een kinketting. [N 13, 50] I-10