24049 |
huwelijksafkondigingen |
roepen:
de reup (L432a Koningsbosch)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24048 |
huwelijksexamen |
trouwexamen:
trowexamen (L432a Koningsbosch)
|
Het huwelijksexamen bij de pastoor. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23516 |
huwelijksmis |
bruidsmis:
broedsmis (L432a Koningsbosch),
trouwmis:
tromis (L432a Koningsbosch)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25153 |
ijs (alg.) |
ijs:
īēs (L432a Koningsbosch)
|
ijs [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (L432a Koningsbosch),
schudgaffel:
šǭt˲gafǝl (L432a Koningsbosch)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ensxētǝ (L432a Koningsbosch)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25589 |
invetten |
smeren:
smīrǝn (L432a Koningsbosch)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
20827 |
inzouten |
pekelen:
pieëkele (L432a Koningsbosch)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)]
III-2-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
joardins (L432a Koningsbosch)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21146 |
janplezier |
postwagen:
postwāgǝ (L432a Koningsbosch)
|
Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51]
I-13
|