e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tong tong: tòng (Koningsbosch) tong [DC 01 (1931)] III-1-1
torenhaan t hantje van dn taore?].: haan van de toere (Koningsbosch), windhaan (Koningsbosch) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits torenspits: toerespits (Koningsbosch) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkuur: kirkoer (Koningsbosch) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tornen lossnijden: losšni-jǝ (Koningsbosch) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
trappist trappist: Trappist (Koningsbosch) Een Trappist [Latrap]. [N 96D (1989)] III-3-3
trouwboekje trouwboekje: trobeukske (Koningsbosch) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: trowe (Koningsbosch) Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-3-3
trouwkostuum bruidegom bruidspak: broedspak (Koningsbosch) het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwring trouwring: troring (Koningsbosch) een trouwring [N 96D (1989)] III-2-2