25579 |
weegtoestel |
waag:
wǭx (L432a Koningsbosch)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
23511 |
weekdienst |
weekdienst:
weëkdins (L432a Koningsbosch)
|
Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
ps. boven de eè staat nog een lengteteken; deze combinatieletter is niet te maken.
weèr (L432a Koningsbosch)
|
weer [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
23708 |
weesgegroet |
weesgegroetje:
weesgegroetje (L432a Koningsbosch)
|
Het gebed "Weesgegroet Maria", "Ave Maria", groetenis [jejruust zais(t) de Maria]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33663 |
wei |
wei:
wei̯ (L432a Koningsbosch),
zijning:
zīǝneŋ (L432a Koningsbosch)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
24071 |
wereldgeestelijke |
heer:
hier (L432a Koningsbosch)
|
Een wereldgeestelijke, priester van een bisdom. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21485 |
werk (zn) |
werk:
werrək (L432a Koningsbosch)
|
werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
25569 |
werkbank |
bank:
baŋk (L432a Koningsbosch)
|
De werkbank of tafel waarop de bolrijs plaatsvindt. [N 29, 35b]
II-1
|
25519 |
werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald |
amerenijzer:
ǭmǝrǝīzǝr (L432a Koningsbosch)
|
Gereedschap om de oven leeg te halen of om het overblijvende vuur in de hoeken te vegen. Dit lemma vertoont inhoudelijk veel over-eenkomst met het lemma ''rakelijzer''. Het is ook mogelijk dat dezelfde handeling geschiedt door een ovendweil of ovenbezem. Zie het lemma ''ovendweil of ovenbezem''. Verschillend soort gereedschap wordt gebruikt voor het leeghalen van de oven. Het kan een haaks omgebogen ijzer zijn met houten heft of een ijzer met vooraan een krul en met een houten handvat of een ijzeren of een houten vierhoekig blad met haaks daar bovenop een steel met handvat. Het kan ook simpelweg een bonestaak zijn die nat wordt gehouden. Een houten werktuig krijgt nogal eens de voorkeur boven een ijzeren, omdat volgens de boeren (Weyns 33) de ijzeren rakelstokken de oventegels te zeer doen slijten. Getuige de woordtypen "zwouw" en "zwoelde" wordt soms de ovenpaal gebruikt. Men moet er rekening mee houden dat een aantal woordtypen boerentermen zijn. Zie afb. 12. [N 29, 11c; OB 2, 2b; OB 2, 2a; N 29, 5b; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|
24399 |
wesp |
wesp:
wesp (L432a Koningsbosch)
|
wesp [DC 09 (1940)]
III-4-2
|