24124 |
bonte kraai |
zaadkraai:
zāòdkrāō (L432a Koningsbosch)
|
Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
24128 |
boomleeuwerik |
heilieverik:
heijliəvərik (L432a Koningsbosch)
|
Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
26141 |
borst |
borst:
bǫrš (L432a Koningsbosch)
|
Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31]
II-3
|
17631 |
borsten |
borsten:
brost (L432a Koningsbosch),
memmen:
mem(me) (L432a Koningsbosch)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34258 |
boter |
botter:
botǝr (L432a Koningsbosch)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
33644 |
bouwland |
veld:
vɛljtj (L432a Koningsbosch)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
25491 |
bovenkant van het brood |
korst:
kuš (L432a Koningsbosch)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
17618 |
bovenlip |
bovenlip:
bòəvəlùp (L432a Koningsbosch)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19630 |
bovenverdieping |
boven:
bove (L432a Koningsbosch)
|
Hoe noemt u de bovenverdieping van een huis? (bovenverdieping, bovenste verdieping) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
18953 |
braaf |
braaf:
braaf (L432a Koningsbosch)
|
braaf [DC 02 (1932)]
III-1-4
|