e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aartsengel aartsengel: aartsingel (Koningsbosch) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
absolutie absolutie (<fr.): absolutie (Koningsbosch) Absolutie [abseloetsioeën]. [N 96D (1989)] III-3-3
abt overste: euvischte (Koningsbosch) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
achterste vot: vot (Koningsbosch) [N 10c (1995)] III-1-1
achterwerk bats: batsse (Koningsbosch), britsel: britsel (Koningsbosch) [N 10c (1995)] III-1-1
afgeroomde melk dunne melk: dø̜̄n melk (Koningsbosch) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgunst afgunst: aafgunst (Koningsbosch) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig afgunstig: aafgunstig (Koningsbosch) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
aflaat aflaat: aflaat (Koningsbosch) Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
afraffelen afratelen: afratelen (Koningsbosch) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3