26079 |
kruiketting, kruitouw |
kruiketting:
kryjkęteŋ (L432a Koningsbosch)
|
De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.]
II-3
|
24038 |
kruinschering: kruin scheren |
kruin scheren:
kruunsjèère (L432a Koningsbosch)
|
De kruinschering [kruungsjeëre]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26081 |
kruipalen |
kruipaaltjes:
kryjpǭlkǝs (L432a Koningsbosch)
|
De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.]
II-3
|
23203 |
kruisbeeld |
kruis:
kruuts (L432a Koningsbosch, ...
L432a Koningsbosch)
|
Een beeld van Christus-aan-het-kruis [kruus, kruuts, kruu(t)sbeeld, kruusse-fiks?]. [N 96A (1989)] || Een kruisbeeld, het geheel van kruis en de eraan gehechte Christusfiguur. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
krutshier (L432a Koningsbosch)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23750 |
kruisje aan een kettinkje |
kruisje:
kruutske (L432a Koningsbosch)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
kruutske (L432a Koningsbosch)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23705 |
kruisteken |
kruis:
kruuts (L432a Koningsbosch)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23411 |
kruisweg |
kruisweg:
kruutsweeg (L432a Koningsbosch, ...
L432a Koningsbosch),
kruutsweëg (L432a Koningsbosch)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)] || De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23412 |
kruisweg: 14 staties |
veertien staties:
14 staties (L432a Koningsbosch)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)]
III-3-3
|