24357 |
muis |
muis:
mōēs (L432a Koningsbosch)
|
muis [DC 35 (1963)]
III-4-2
|
23492 |
muurkapelletje |
nis:
nis (L432a Koningsbosch)
|
Een kastje of kleine nis, aangebracht tegen een muur en voorzien van een beeld of relikwie. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
26400 |
naaf |
naaf:
nāf (L432a Koningsbosch)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
28708 |
naaien |
naaien:
nīǝ (L432a Koningsbosch)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
23529 |
naar de mis gaan |
mis horen:
mèshuëre (L432a Koningsbosch)
|
De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17848 |
naar huis gaan |
heimwaarts gaan:
hēvəsj gāōn (L432a Koningsbosch)
|
naar huis gaan [DC 03 (1934)]
III-1-2
|
23948 |
naaste |
naaste:
nooste (L432a Koningsbosch)
|
Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23725 |
nabidden |
nabeden:
naobeë (L432a Koningsbosch)
|
Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20138 |
nageboorte |
nageboorte:
naogeboert (L432a Koningsbosch)
|
menselijke nageboorte [N 10C (zj)]
III-2-2
|
17770 |
nagel |
nagel:
nágəl (L432a Koningsbosch)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|