22737 |
orgel |
orgel:
orgel (L432a Koningsbosch)
|
Het orgel [het/de orgel, örgel, ölger, orjel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23571 |
orgel spelen |
op het orgel spelen:
op t orgel spiële (L432a Koningsbosch)
|
(op het) orgel spelen, het orgel bespelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23389 |
orgelpijpen |
orgelpijpen:
orgelpiepe (L432a Koningsbosch)
|
De pijpen van het orgel [örgelpiepe, orrejelspiefe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34053 |
os |
os:
ȳs (L432a Koningsbosch)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
20318 |
oud, bejaard |
oud:
zien moder is oud
oud (L432a Koningsbosch)
|
oud: zn moeder is oud [DC 35 (1963)]
III-2-2
|
20320 |
oude man |
oude:
ouwe (L432a Koningsbosch),
oude, een ~:
ouwe (L432a Koningsbosch),
oudere:
ouwere (L432a Koningsbosch)
|
iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || oude man [N 102 (1998)]
III-2-2, III-3-1
|
21763 |
oude mens |
oudere:
ouwere (L432a Koningsbosch, ...
L432a Koningsbosch)
|
oude man [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20319 |
oude vrouw |
oude:
ouwe (L432a Koningsbosch)
|
oude vrouw [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21762 |
ouden van dagen |
ouder lui:
ouwer luuj (L432a Koningsbosch)
|
ouden van dagen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
20229 |
ouders |
ouders:
ouwəsj (L432a Koningsbosch)
|
ouders; Komt dit woord in het dialect wel voor? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|