e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koninksem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sijs sijsje: seska (Koninksem) sijs [ZND m] III-4-1
sik baardje: bø͂ͅtša (Koninksem), sikje: sikska (Koninksem) Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)] III-1-1
sikkel sikkel: sekǝl (Koninksem), zichel: zixǝl (Koninksem) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
singel singel: siŋǝl (Koninksem) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sint-maartensvuur sint-maartensvuur: in een naburig dorp Rutten bestond het st maartensvuur  st maartensvuur (Koninksem, ... ) Welk jaarvuur kent (kende) men bij u (b.v. Vasten-, Paas-, of St.-Maartensvuur)? [ZND 17 (1935)] III-3-2, III-3-3
sintel krik: kriek (Koninksem) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sinterklaas sinterklaas: sinteͅrklueͅs (Koninksem, ... ) Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)] III-3-2, III-3-3
sjalot sjarlot: šərloͅtə (Koninksem) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: səlōͅət (Koninksem) [Goossens 1b (1960)] I-7
slachten slachten: sláxtǝ (Koninksem) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1