| 20503 |
veel drinken |
zuipen:
zaupə (Q167p Koninksem)
|
zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
| 34267 |
veestapel |
beesten:
bestǝ (Q167p Koninksem)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|
| 34282 |
veevoer verzamelen |
roppen:
røu̯.pǝ (Q167p Koninksem),
trekken:
trękǝ (Q167p Koninksem)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
| 34244 |
vel op gekookte melk |
lies:
līs (Q167p Koninksem),
liesje:
leskǝ (Q167p Koninksem),
slip:
slep (Q167p Koninksem)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
| 20943 |
vel op melk |
lies:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
līs (Q167p Koninksem),
liesje:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
liskə (Q167p Koninksem),
slip:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
slip (Q167p Koninksem)
|
velletje op melk [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
| 32842 |
veldstrengen |
koppel:
[koppel] (Q167p Koninksem)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
| 26403 |
velg |
velling:
(mv)
vęlǝŋǝ (Q167p Koninksem)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
| 30317 |
vensterbank |
vensterbank:
vīnstǝrbaŋk (Q167p Koninksem)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
| 17914 |
verbergen |
verbergen:
verbarge (Q167p Koninksem),
verbargen (Q167p Koninksem)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 30735 |
verflaag |
laag verf:
lūx varǝf (Q167p Koninksem)
|
Zie kaart. Uitgestreken hoeveelheid verf. [N 67, 77a; L 29, 28b; monogr.]
II-9
|