33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijnzaad:
lɛi̯nzǭt (Q167p Koninksem)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
17617 |
lip |
lip:
lip (Q167p Koninksem)
|
Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
lip (Q167p Koninksem)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lejs (Q167p Koninksem),
les (Q167p Koninksem)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
blaken:
blǭkǝ (Q167p Koninksem)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
33965 |
loenje |
loos:
luøs (Q167p Koninksem)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupen (Q167p Koninksem),
luùpe (Q167p Koninksem),
lǫu̯.pǝ (Q167p Koninksem)
|
lopen [ZND 25 (1937)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
25217 |
luchtx |
lucht:
ps. omgespeld volgens Frings.
loͅx (Q167p Koninksem, ...
Q167p Koninksem)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
priempje:
primka (Q167p Koninksem, ...
Q167p Koninksem,
Q167p Koninksem,
Q167p Koninksem),
primke (Q167p Koninksem, ...
Q167p Koninksem,
Q167p Koninksem,
Q167p Koninksem)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
18878 |
luid schreien |
grijnen:
ook materiaal znd 28, 53
grijnə (Q167p Koninksem),
joenken:
ook materiaal znd 28, 53
joenkə (Q167p Koninksem)
|
luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|