e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koninksem

Overzicht

Gevonden: 1465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maria-hemelvaart onze-lieve-vrouw-halve-oogst: oe is een lettergreep  slievrou haavenoës (Koninksem) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-3
markt markt: terjaus üver de maart (Koninksem) Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] III-3-1
marmer malver: moilvera beelt (Koninksem) marmeren beeld [ZND 21 (1936)] III-4-4
marmeren beeld beeld: moilvera beelt (Koninksem) Een marmeren beeld. [ZND 21 (1936)] III-3-2
marter fluwijn: steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  fləwijeͅn (Koninksem) steenmarter [ZND 07 (1924)] III-4-2
mathaak zichtehaak: zi.xtǝhuǫk (Koninksem) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
meegaan meegaan: mät gŏn (Koninksem), meegaan met: dan goan və met ux met (Koninksem) Dan gaan we met u mee. [ZND 04 (1924)] || Waar gaat ge heen, willen we met u meegaan ? [ZND 04 (1924)] III-1-2
meel meel: mę̄l (Koninksem) Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b] II-3
meikever meikever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  meikēveͅr (Koninksem), mulder: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; witter  moller (Koninksem) meikever [ZND 01 (1922)] III-4-2
meisje meidje: klein mètska (Koninksem), vrouwtje: vrouwkə (Koninksem), wijfje: wéfkə (Koninksem) klein meisje [ZND 11 (1925)] III-2-2