17842 |
nachtmerrie |
maar:
moͅr (Q167p Koninksem)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bed:
bɛt (Q167p Koninksem)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
32986 |
nagewas |
navrucht:
nuǫvrøx (Q167p Koninksem)
|
Het tweede gewas dat op een veld wordt geteeld nadat men er eerder al geoogst heeft. Bamis is een verkorting van ''Bavo-mis'', ofwel 1 oktober, feest van Sint Bavo; het heeft dan ook de betekenis van "herfst". Vergelijk het lemma ''zaaien, van nagewas'' (2.3). [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
achtermaad:
ā.tǝrmoǫt (Q167p Koninksem)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
17766 |
navel |
nagelbuik:
nāgeͅlbauk (Q167p Koninksem)
|
Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
nééf (Q167p Koninksem)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
18042 |
negenoog |
zevenoog:
zēveͅnoug (Q167p Koninksem, ...
Q167p Koninksem)
|
negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
nak:
nak (Q167p Koninksem)
|
Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neme (Q167p Koninksem),
nemen (Q167p Koninksem)
|
nemen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17608 |
neus |
neus:
noəs (Q167p Koninksem),
nōs (Q167p Koninksem)
|
Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] || Zijn neus snuiten. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|