e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Koninksem

Overzicht

Gevonden: 1465
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pommelee, appelschimmel pommelee: `po.mǝlę (Koninksem) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
ponjaard ponjaard (<fr.): punjār (Koninksem) Ponjaard. [ZND 05 (1924)] III-3-1
pook keuterijzer: køtəreͅi̯zər (Koninksem) pook (gebogen ijzer om het vuur aan te porren, Fr. tisonnier) [ZND 05 (1924)] III-2-1
poort poort: puǫ.t (Koninksem) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: pōt (Koninksem  [(mv pōtǝ)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-9
postelein postelein: possəlān (Koninksem, ... ), poͅsəlā.n (Koninksem) [Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)] I-7
poten planten: plā.ntǝ (Koninksem), poten: pōtǝn (Koninksem) De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-13, I-5
potlood potlood: poͅtlōd (Koninksem) Potlood: schrijftuig (Fr. crayon). [ZND 05 (1924)] III-3-1
praam praam: prǫu̯m (Koninksem) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
predikant: dominee dominee (<lat.): ənə dominee (Koninksem) Protestansch predikant. [ZND 14 (1926)] III-3-3