21006 |
prei |
poor:
poer (Q167p Koninksem, ...
Q167p Koninksem),
pūə.r (Q167p Koninksem)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
ə szoon billeka (Q167p Koninksem)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
22356 |
priktol |
dikke dop:
dikke dop (Q167p Koninksem),
dop:
dop (Q167p Koninksem),
jaagdop:
joëgdop (Q167p Koninksem)
|
Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
21515 |
proces-verbaal |
proces (<fr./lat.):
ži[a} kreͅg ə prosās (Q167p Koninksem)
|
Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plaum, pluimkə (Q167p Koninksem)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
šoͅap (Q167p Koninksem),
spinde:
spen (Q167p Koninksem),
spindje:
spenəkə (Q167p Koninksem)
|
een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
bek:
bęk (Q167p Koninksem)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
22726 |
raadsel(tje) |
geraadsel(tje):
e groisel (Q167p Koninksem)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
rǫpsmā.t (Q167p Koninksem)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19057 |
raar, vreemd |
vreemd:
dɛ̄a es hê vrø̄mp (Q167p Koninksem)
|
Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|