18173 |
barrevoets |
barrevoets:
berrevoets (Q074p Kortessem),
berrəvuts (Q074p Kortessem),
bɛrəvoits (Q074p Kortessem),
bɛrəvuits (Q074p Kortessem),
barvoets:
bervoets (Q074p Kortessem),
blootvoets:
blout vyyts (Q074p Kortessem)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
19730 |
bed |
bed:
bet (Q074p Kortessem),
beͅt (Q074p Kortessem)
|
bed [RND], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bi"vət (Q074p Kortessem),
en bjeuvet (Q074p Kortessem),
bedevaartgang:
ĕnə byĕvətgank (Q074p Kortessem)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
bədinə (Q074p Kortessem)
|
Hoe heet: iemand van de laatste Sacramenten voorzien? [ZND 32 (1939)]
III-3-3
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
bedrîege (Q074p Kortessem),
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
bedriegen (Q074p Kortessem),
bədrīgə (Q074p Kortessem),
vossen:
vosse (Q074p Kortessem),
vò’sse (Q074p Kortessem)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18825 |
bedroefd |
droef:
ook materiaal znd 23,33
drijjf (Q074p Kortessem),
druef (Q074p Kortessem),
drøu̯f (Q074p Kortessem)
|
droef [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
betspreͅi̯ (Q074p Kortessem),
sprei:
spreͅi̯ (Q074p Kortessem)
|
bedsprei [RND] || Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
33660 |
beemd |
beemd:
bɛm (Q074p Kortessem)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
17771 |
been |
been:
been (Q074p Kortessem),
bēn (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
been [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|
17561 |
been, beenderen |
been:
bein (Q074p Kortessem),
beͅn (Q074p Kortessem),
knook:
knök (Q074p Kortessem)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|