e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nagras, tweede hooioogst achtermaad: atǝrmǭt (Kortessem), ā.tǝrmuǝt (Kortessem) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
natuurlijke waterloop beek: bēk (Kortessem) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
natuursteen franse steen: franse steen (Kortessem) Molensteen vervaardigd uit natuursteen. De natuursteen is in het algemeen afkomstig uit steengroeven van het Duitse Eifelgebergte. Het betreft een zeer poreuze lavasteen die een groot snijdend vermogen heeft en dus uitermate geschikt is voor het malen van tarwe en rogge. De steen is echter snel afgesleten en moet zeer vaak gescherpt worden. Het woordtype franse steen, eigenlijk een kunststeen, is in dit lemma opgenomen omdat de betreffende molenaars ook deze steen als een natuursteen beschouwen. Hetzelfde geldt voor de woordtypen gegoten steen (l 372), ceramieksteen (Q 83), engelse steen (P 176), halfengelse (Q 112) en blauwe engelse (steen) (l 370). De drie laatstgenoemde woordtypen zijn benamingen voor een verbeterde soort Franse steen, vervaardigd van hardere zoetwaterkwarts, die naar Engeland werd geëxporteerd. De halfengelse steen houdt wat hardheid betreft het midden tussen een Franse steen en een Engelse steen. [N O, 17e; Vds 182; Jan 174; Coe 117; Grof 139; N D, 5; N O, 17h; N O, 17i] II-3
nauwgezet; nauwgezet persoon correcte, een -: tiz ənə krékkə (Kortessem) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] III-1-4
navel buiknagel: buknōgəl (Kortessem), buiksnagel: boeksnògel (Kortessem, ... ) buiknagel || navel [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
neef neef: neëf (Kortessem), nief (Kortessem), neefje: nefke (Kortessem) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
negenoog zevenoog: zevenoug (Kortessem) zevenoog III-1-2
nek geelhaar: geëlhoùr (Kortessem), nak: nak (Kortessem), nek: nak (Kortessem) nek || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
nemen, pakken nemen: neme (Kortessem, ... ), nēmə (Kortessem, ... ), pakken: pakke (Kortessem) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
nestverlater halfvlugge vogel: halfvløggə vogels (Kortessem), vlug: vlug (Kortessem) jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1