32955 |
nagras, tweede hooioogst |
achtermaad:
atǝrmǭt (Q074p Kortessem),
ā.tǝrmuǝt (Q074p Kortessem)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
33706 |
natuurlijke waterloop |
beek:
bēk (Q074p Kortessem)
|
Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.]
I-8
|
26442 |
natuursteen |
franse steen:
franse steen (Q074p Kortessem)
|
Molensteen vervaardigd uit natuursteen. De natuursteen is in het algemeen afkomstig uit steengroeven van het Duitse Eifelgebergte. Het betreft een zeer poreuze lavasteen die een groot snijdend vermogen heeft en dus uitermate geschikt is voor het malen van tarwe en rogge. De steen is echter snel afgesleten en moet zeer vaak gescherpt worden. Het woordtype franse steen, eigenlijk een kunststeen, is in dit lemma opgenomen omdat de betreffende molenaars ook deze steen als een natuursteen beschouwen. Hetzelfde geldt voor de woordtypen gegoten steen (l 372), ceramieksteen (Q 83), engelse steen (P 176), halfengelse (Q 112) en blauwe engelse (steen) (l 370). De drie laatstgenoemde woordtypen zijn benamingen voor een verbeterde soort Franse steen, vervaardigd van hardere zoetwaterkwarts, die naar Engeland werd geëxporteerd. De halfengelse steen houdt wat hardheid betreft het midden tussen een Franse steen en een Engelse steen. [N O, 17e; Vds 182; Jan 174; Coe 117; Grof 139; N D, 5; N O, 17h; N O, 17i]
II-3
|
18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
correcte, een -:
tiz ənə krékkə (Q074p Kortessem)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
17766 |
navel |
buiknagel:
buknōgəl (Q074p Kortessem),
buiksnagel:
boeksnògel (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
buiknagel || navel [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
neëf (Q074p Kortessem),
nief (Q074p Kortessem),
neefje:
nefke (Q074p Kortessem)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
18042 |
negenoog |
zevenoog:
zevenoug (Q074p Kortessem)
|
zevenoog
III-1-2
|
17629 |
nek |
geelhaar:
geëlhoùr (Q074p Kortessem),
nak:
nak (Q074p Kortessem),
nek:
nak (Q074p Kortessem)
|
nek || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
neme (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem),
nēmə (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem),
pakken:
pakke (Q074p Kortessem)
|
nemen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
24218 |
nestverlater |
halfvlugge vogel:
halfvløggə vogels (Q074p Kortessem),
vlug:
vlug (Q074p Kortessem)
|
jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|