19010 |
nieuwsgierig |
curieus:
dje moet zoe kerjúis ni zijn: ge moet niet zo nieuwsgierig zijn
kerjúis (Q074p Kortessem),
nieuwsgierig:
nôusjierig (Q074p Kortessem)
|
curieus || nieuwsgierig
III-1-4
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
curieusnaas:
kerjúisnaos (Q074p Kortessem)
|
nieuwsgierige
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niezen:
nieze (Q074p Kortessem)
|
niezen
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
ijwortel:
eəwoͅtəl (Q074p Kortessem)
|
nijdnagel (bijwas aan de vingernagel) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
tangetje:
tɛŋskǝ (Q074p Kortessem),
trektang:
trɛktaŋ (Q074p Kortessem)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
20402 |
noemen, naam geven |
noemen:
het is genump nö zenne pa
nuime (Q074p Kortessem)
|
noemen
III-2-2
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas par terre:
paljas par tèèr (Q074p Kortessem)
|
noodbed, kermisbed [ZND 40 (1942)]
III-2-1
|
20809 |
noot |
noot:
néút (Q074p Kortessem)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
21122 |
noten afslaan |
beuken:
worden gebeujt (Q074p Kortessem),
boken:
boeken (Q074p Kortessem)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
33559 |
notenboom |
notenboom:
neuteboum (Q074p Kortessem)
|
I-7
|