19120 |
razend van woede |
giftig:
giftig (Q074p Kortessem),
raastig kwaad:
Fil wes zoe roùstig koùd: Theofiel was razend kwaad
roùstig koùt (Q074p Kortessem),
zo giftig als een konijn:
zoe giftig aa ’n kenijn (Q074p Kortessem),
zo giftig als een spin:
zoe giftig aa ’n spin (Q074p Kortessem)
|
razend kwaad || woedend || zo kwaad als een konijn || zo kwaad als een spin (vgl spinnijdig)
III-1-4
|
22890 |
rechtsachter |
rechtsback (<eng.):
rae.chsba:k (Q074p Kortessem)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsvoor:
rae.chsv":r (Q074p Kortessem)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechvjadig (Q074p Kortessem)
|
rechtvaardig
III-1-4
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rij (Q074p Kortessem),
ps. of toch omspellen volgens Frings: {rj}?.
räj (Q074p Kortessem)
|
rij [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
reŋələ (zou) (Q074p Kortessem),
rieëne (Q074p Kortessem),
Vb. t reëgelt da t git - da t Kladdert/kleddert (t regent hard).
reëgele (Q074p Kortessem)
|
regen [ZND 23 (1937)] || regenen || Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
gabardine (fr.):
gabberdin (Q074p Kortessem),
regenpit:
ss. sub pit.
reëgelpit (Q074p Kortessem)
|
regenjas || regenmantel (voor het tussenseizoen)
III-1-3
|
30537 |
regenpijp |
goot:
goǝt (Q074p Kortessem)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|
24308 |
regenworm |
piering:
pīriŋ (Q074p Kortessem, ...
Q074p Kortessem)
|
pier, aardworm [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
22078 |
reinigen (van de hokken) |
schoonmaken:
het schoun make (Q074p Kortessem)
|
Hoe zegt men: het reinigen van de hokken? [N 93 (1983)]
III-3-2
|