20962 |
selderij |
selder:
seͅ.ldər (Q074p Kortessem),
selderie:
selderie (Q074p Kortessem)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
nageltjes:
neëgelkes (Q074p Kortessem),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
niəgəlkəs (Q074p Kortessem)
|
Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7
|
21256 |
servituut |
vaart:
de vaart (Q074p Kortessem),
veldbaantje:
veildboinke (Q074p Kortessem)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
20879 |
sigaar |
sigaar:
səgār (Q074p Kortessem)
|
sigaar [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
28694 |
sikkel |
zichel:
zī.xǝl (Q074p Kortessem)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
a:pəlsei:n (Q074p Kortessem),
appelsien (Q074p Kortessem)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)], [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
seŋkǝl (Q074p Kortessem)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sint-pieter:
sint peiter (Q074p Kortessem)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22703 |
sinterklaas |
sinterklaas:
sinterkloùs (Q074p Kortessem)
|
Sinterklaas.
III-3-2
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šərloͅtə (Q074p Kortessem)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|