e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kortessem

Overzicht

Gevonden: 2675
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloedworst bloedpens: bloedpens (Kortessem), bludpeͅns (Kortessem), blutpɛ̄.ns (Kortessem), pens: pens (Kortessem) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] III-2-3
bloei bloei: blø̜̄ǝ (Kortessem) Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.] I-4
bloeien bloeien: blø̜̄i̯ǝ (Kortessem), blø̜̄ǝ (Kortessem), blø̜i̯ǝ (Kortessem), in bloei staan: (-) stöt eͅn blø͂ͅə (Kortessem) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)] I-4, III-4-3
bloem bloem: blom (Kortessem) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] II-3
bloem (alg.) bloem: blumə (Kortessem) bloemen [RND] III-4-3
bloementuin bloemenhof: bloemenhoəf (Kortessem) bloemenhof [ZND 27 (1938)] I-7
bloemperk bed: beͅt (Kortessem), perceel: pərseͅil (Kortessem), perk: peͅrk (Kortessem), pɛrk (Kortessem) [Goossens 1b (1960)] [ZND A1 (1940sq)]perk (bloemperk) [ZND A1 (1940sq)] I-7, III-2-1
blok kleine stoel: klɛnǝ stuǝl (Kortessem), maalstoel: mǭǝlstuǝl (Kortessem) Vierkant houten of stenen blok. In het midden ervan bevindt zich een holle stenen of metalen kom waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. Zie ook afb. 75. Vanderspickken maakt een onderscheid tussen het blok buiten naast het molenrad (Vds 75) en het blok binnen in het molenhuis (Vds 88). Gezien het feit dat beide blokken dezelfde functie hebben, zijn de termen uit de twee artikelen in dit lemma bijeengeplaatst. [Vds 88] II-3
blussen blussen: blusschen (Kortessem), blysə (Kortessem), spuiten: spøtə (Kortessem) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
bluts bluts: Eig. duidelijker op p. 335: verwijzing nr. syn. blùts bij nùts.  blùts (Kortessem), nuts: nùts (Kortessem) deuk III-1-2